Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Jan Meerdinklaan 20

In de woning Jan Meerdinklaan 20 wonen de zussen Huibertje en Cornelia de Man. In juli 1943 laten ze twee Joodse echtparen in hun huis onderduiken. (Zie de gedenksteentjes.) Arnold Bouwman is het zoontje van Barend en Louise. Hij wordt bij een gezin in Driebergen ondergebracht.

Een onbekend gebleven politieman in Zeist waarschuwt begin december 1943 de onderduikers op Jan Meerdinklaan 20. Er is bij de arrestatie van familie in Utrecht een kaart gevonden met het adres in Zeist. Hij adviseert om ergens anders onder te duiken.

Als de vier een paar dagen later klaar staan voor vertrekt, stopt een overvalwagen van de Utrechtse politie voor de deur. Ze worden opgepakt. Op 25 januari 1944 worden Felix, Mina, Barend, en Louise naar vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst op 28 januari worden ze op dezelfde dag vergast. Zoontje Arnold overleeft de oorlog.

Ondergedoken

Het is 1943. Op een onbekend adres in Zeist zijn ondergedoken het echtpaar Raphaël (Felix) en Mietje (Mina) Keizer-Bouwman en het echtpaar Barend en Louise Bouwman-Konijn met hun zoontje Arnold. Mina en Barend zijn zus en broer.

In juli 1943 moeten zij naar een nieuwe onderduikplek. De twee echtparen gaan naar Jan Meerdinklaan 20, het huis van twee oudere ongetrouwde zussen Huibertje en Cornelia de Man.

Contacten

Stella, de dochter van Felix en Mina Keizer, en haar man Ies Zwaaf hebben voor de oorlog op Meerdinklaan 16 gewoond. Ze hadden contact met de dames De Man op Meerdinklaan 20. Op deze manier zijn Felix en Mina aan hun onderduikadres gekomen. Stella en Ies krijgen in augustus 1942 een brief dat ze zich moeten melden voor werk in Duitsland. Ze vertrouwen het niet en duiken onder bij een predikant in Amersfoort.

Arnold

Arnold, het zoontje van Louise en Barend wordt opgenomen in het gezin van koster Jan Stroomenbergh van de gereformeerde kerk aan de Engweg in Driebergen. Het hele gezin is actief in het verzet. Ze zijn dol op Arnold. Af en toe gaat dochter Suze Stroomenbergh met Arnold naar de Jan Meerdinklaan 20 bij zijn ouders op bezoek.

Arnold Bouwman, 83 jaar

Politieman waarschuwt

Felix, Mina, Barend, en Louise zitten een half jaar ondergedoken als een onbekend gebleven politieman begin december langskomt om ze te waarschuwen. Hij vertelt over de arrestatie van vier Joodse onderduikers in Utrecht waaronder het echtpaar Simon en Jet Creveld-Keizer. Jet en Simon zijn de dochter en schoonzoon van Felix en Mina. Bij die arrestatie is een briefkaart gevonden met het adres Jan Meerdinklaan 20 in Zeist. Hoe een en ander zit weet de politieman niet. Hij vermoedt verraad en adviseert de onderduikers om een nieuw onderduikadres te zoeken.

Te laat

Op 9 december staan de vier klaar voor vertrek naar Amersfoort. Zij zullen door verzetsmensen worden opgehaald. Suze Stroomenbergh komt nog even langs met Arnold. Al snel vertrekken ze weer naar Driebergen. Ze zijn nog maar net weg of er komt een overvalwagen van de Utrechtse politie. Zij ontsnappen op het nippertje aan arrestatie. De onderduikers worden opgepakt. De onderduikgevers Huibertje en Cornelia zijn 69 en 71 jaar en worden vanwege hun leeftijd niet gearresteerd.

Op 16 december worden Felix, Mina, Barend, en Louise naar Kamp Westerbork in Drenthe gebracht. Vandaar worden ze op 25 januari 1944 naar vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. Daar worden op 28 januari, de dag van aankomst, vergast. Ze werden respectievelijk 59 en 58, en 56 en 45 jaar oud.

Arnold verblijft daarna dagenlang met Suze op verschillende adressen. De familie Stroomenbergh is bang dat de politie door hun verhoren hun adres zal achterhalen. Hij blijft tot het einde van de oorlog bij de familie Stroomenbergh. Hij overleeft de oorlog en wordt na de oorlog opgevoed door Ies en Stella Zwaaf-Keizer.

Deze tekst is gebaseerd op ‘Dan komen angst en wanhoop aangeslopen’: Joodse onderduikers in Zeist/Gerrit van der Vorst; Heleen bij ’t Vuur. Zeist: Bij ’t Vuur en Van der Vorst, 2020. 630 pag.