Interview en verslag: Dick van de Kamp
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist april 2025
Naam: Jaap van der Linden
Geboortejaar: 1935
Beroep: Slager
Jaap van der Linden is geboren in 1935 in Zeist. Hij woont nu in een mooie ouderenwoning in het centrum van IJsselstein, op aanraden van zijn zoon die in Lopik woont. Maar zijn hart ligt nog altijd in Zeist. Dat hoor je ook nog steeds aan zijn accent. Jaap is bijna 90 jaar oud, maar zijn geheugen is nog uitstekend. Hij weet alles van het slagersvak en heeft veel meegemaakt in zijn lange loopbaan. Ik ontmoet hem bij hem thuis. Hij verwelkomt me vriendelijk met een kop koffie en iets lekkers erbij. We spreken af dat we elkaar mogen tutoyeren. Dan beginnen we het gesprek.
Waar ben je opgegroeid?
“Op de Voorheuvel bij de Markt. Of ‘Mart’, zoals ze in Zeist zeggen. Ongeveer op de plek waar de Kijk-Grijp was gevestigd en later de Profimarkt. Vlak bij slager Buitenhuis. Ik denk dat ik daardoor belangstelling voor het slagersvak heb gekregen. Van jongs af aan wilde ik slager worden.”
Wat voor opleiding heb je gedaan?
“Ik heb de Slagersvakschool gedaan in Utrecht. Als je slaagde, had je grondige kennis van varkens, koeien, schapen, paarden en kalveren. Je wist hoe je moest slachten en hoe je moest uitbenen. Ik had alle vakdiploma’s.”
Wat leerde je in de praktijk?
“Je werd natuurlijk vaardiger door de ervaring die je opdeed bij de vele slagers waar ik voor werkte. Ik heb ook gewerkt bij de Gevato, die gevestigd was bij station Driebergen-Zeist. Maar eerlijk gezegd leerde ik daar niet zoveel. Ik moest namelijk de blikken schoonmaken.”
Moest je onderaan beginnen?
“Jazeker. Het begon met de transportfiets. Ik moest de klanten thuis de bestelling afleveren. Heel Zeist ging ik door en ik kende alle wegen. Mijn conditie was prima. Het contact met de klanten vond ik best leuk. Ik maakte van alles mee.”
Wat maakte je zoal mee?
“In die tijd waren de geloven nog strikt gescheiden. Katholieken bijvoorbeeld kochten het vlees bij een katholieke slager. Toen een mevrouw mij vroeg: ‘Ben je katholiek?’, zei ik ‘ja’. En ik dacht: weer een klant erbij. Een leugentje om bestwil.”
Kwam je ook thuis bij mensen om te slachten?
“Nou, ik was de hele maand hartstikke druk. November heette vroeger niet voor niets ‘slachtmaand’. Bij veel particulieren moest ik aan de slag. Ja, veel mensen hadden toen varkens.”
Hoe ging dat in zijn werk?
“Het varken werd na de slacht opgehangen aan een ladder. Hij moest afsterven. Dan kwam het uitbenen. En de mensen konden alles gebruiken: de kop, waar hoofdkaas van werd gemaakt, en de staart, die goed voor de erwtensoep gebruikt kon worden. Ik heb vele uren gedraaid. Het was druk, maar natuurlijk ook wel gezellig bij de mensen.”
Moest je in militaire dienst?
“Ja, maar gelukkig heb ik daar het een en ander opgestoken. Het kwam ook wel voor dat een kok in dienst werd opgeleid tot chauffeur, en een chauffeur tot kok. Snap je?”
Wat deed je daar precies?
“Ik kreeg de opleiding aan de Kokschool in Leiden. En ik heb gewerkt in Steenwijk en Eefde. Ik had soms de verantwoordelijkheid voor het eten van 400 man. Ik moest alles doen. Maar gelukkig heb ik geen klachten gehoord. Maar ook hier weer: keihard werken. Soms zeven dagen in de week.”
Bij welke slagers werkte je?
“Bij Buitenhuis, Dick van Dolder, paardenslager Van Miltenburg en bij Thijs van Hunnik bij de Sionskerk. En een enkele keer, als ik geen werk had, stak ik de handen uit de mouwen bij de Gevato.”
Was je ook bij het slachten van paarden?
“Af en toe was ik aanwezig op het abattoir bij het slachten van een paard. Vaak waren dat van die grote Belgische knollen. Als het paard viel, dreunde het hele gebouw. Er kwamen wel vijf emmers bloed uit!”
Kende je veel slagers in Zeist?
“Zeker. Ik heb het voor je opgeschreven. Het gaat om de jaren ’60. Alles uit mijn hoofd. Ik zal er nog wel één vergeten zijn, maar ik kwam tot 36 slagers. Op het lijstje heb ik de namen (en voornamen als ik die wist) opgeschreven. Soms wist ik de naam niet meer, maar heb ik alleen de straat genoemd.”
Klopt het dat er nu veel minder slagers zijn dan vroeger?
“Ja, dat kun je wel zeggen. Dat komt door de supermarkten, die vlees betrekken van grote industriële slagers en het vele vlees dat uit het buitenland wordt ingevoerd.”
Hoe was de sfeer op het werk?
“Ik zei al: het was hard en zwaar werken, maar ik heb ontzettend veel schik gehad. Ik heb nog wel geprobeerd een baan te zoeken die minder hectisch was. Ik heb gesolliciteerd als keurmeester bij het abattoir. Maar de directeur vond het niet verstandig mij aan te nemen. Hij vond dat ik te veel diploma’s had.”
Zou je opnieuw voor het slagersvak kiezen?
“De man had eigenlijk gelijk. Als ik weer voor de keuze stond, zou ik weer slager willen worden. Vakwerk is het, en dat vind ik mooi. En ik ga graag met klanten om. Ik zie met plezier op mijn werkende leven terug.”
Zoals Jaap het uit zijn hoofd heeft opgeschreven.