Interview en verslag: Annuska Komen
Gepubliceerd op Geheugen van Zeist mei 2014
Naam: Jacoba (Koosje) Jeanette Reitsma – van Ekeris
Geboortedatum: 16 juni 1932
Getrouwd met Johan Reitsma
Kinderen: 3 dochters, 1 zoon en 3 kleinkinderen
Beroep: kwekeling op de bewaarschool hoek 1e Hogeweg/Slotlaan
‘Als kind zijnde speelde ik al schooltje op de trap van ons huis. Ik zat op de school van meester de Klerk naast het weeshuis. Ik weet nog goed dat een onderwijzer altijd de schriften op onze schoolbanken ‘gooide’ en dat deden wij dan na op de trap’.
‘In de eerste jaren van de oorlog moest ik vaak tijdens de aardrijkskundeles voor het bord op de kaart de plaatsen aanwijzen. Daar had ik een hekel aan en ik was er ook niet goed in. Dan kwam de onderwijzer bij mij thuis klagen over mij. Achteraf denk ik; hij kwam voor de thee en koekjes die hij kreeg tijdens zijn bezoek, ten tijde van de oorlog heel bijzonder natuurlijk. ’s Avonds moest ik dan de rijtjes van de plaatsen opnoemen. Daarna moesten de luiken voor de ramen gezet worden vanwege de avondklok. Licht hadden we toen door olie in een jampotdekseltje te gieten met daarin een draadje. Dat stak je dan aan en dat was de lamp’.
‘Na de oorlog zat ik op de huishoudschool, maar daar vond ik niets aan. We kregen daar naailes en moesten van oude lappen kledingstukken maken. Ik wilde veel liever met kinderen werken. Tante Luus hoorde dat en zij is toen naar de dominee gestapt. Die heeft geregeld dat ik als 16-jarige kwekeling (nu heet dat een stagiaire) op de Protestantse Bewaarschool op de hoek 1e Hogeweg/Slotlaan kon beginnen. Normaal gesproken moest je daar namelijk 18 jaar voor zijn.’
‘Als je in die tijd nog niet je praktijkdiploma had, dan werd je als juffrouw bij je voornaam genoemd. Vandaar juffrouw Koosje. Toen ik begon als onderwijzeres in Bilthoven (eerst nog als kwekeling) werd ik daar wel juffrouw van Ekeris genoemd, daar was ik toen heel trots op. Als kwekeling verdiende je natuurlijk ook minder. Ik weet nog goed dat ik 15 gulden kreeg. Daarvan ging 5 gulden naar school, 5 gulden naar het vervoer en dan hield ik 5 gulden over per maand. Na mijn werk op school ging ik namelijk zelf in Utrecht weer naar school. Eerst met de tram en later met de bus.’
‘Op de kleuterschool zaten de allerkleinsten van 3 tot 5 jaar. Ik mocht lesgeven aan de 1e klas, dat vond ik ook het leukste. Het hoofd van de school gaf les aan de 2e klas. Het gebouw had 2 verdiepingen en van die hele grote kolenkachels. Uit een grote kolenkit moest je voor die kachel zelf de kolen scheppen. Het was toen allemaal veel primitiever dan nu. Houten vloeren en in het midden een grote speelzaal met piano. Met Sinterklaas en Kerst werden daar dan grote bijeenkomsten gehouden met alle klassen bij elkaar. Buiten speelden de kinderen in grote zandbakken die waren voorzien van een grote klep.’
‘Aan het begin van het schooljaar was het voor de kinderen en de moeders altijd moeilijk afscheid nemen. Dan had ik huilende kinderen in de klas, zodra de moeders weg waren dan was het over. Maar het was ook moeilijk voor de moeders, die kwamen dan toch nog even door het raam kijken of alles goed was. Dan gingen de kinderen weer brullen natuurlijk. Nu is dat niet anders, dat blijft hetzelfde, zelfs ik heb het gedaan bij mijn eigen kinderen.’
Wat leerde u de kinderen?
‘Van alles, tekenen, met ringen figuren maken en heel veel spelletjes. Ik was de hele tijd met ze bezig. Vouwen met vouwblaadjes en voor het leren van de kleuren hadden we een doos met wollen ballen en een draad. Tussen rood en geel, kwam de kleur oranje en zo leerden de kinderen alles over het mengen van kleuren. Ook speelden ze veel met blokken, daar hadden we kasten vol van.’
‘Tussen de middag gingen we altijd thuis eten. Ik woonde toen op de Costerlaan en daar in de buurt woonden ook veel kinderen. Het was dan altijd vechten wie aan de hand van de juffrouw naar huis mocht lopen. Alle moeders waren gewoon thuis, het overblijven op school kenden we toen nog niet’.
‘Als kwekeling was je het hulpje van de onderwijzeres. Na het kleien moest ik bijvoorbeeld alle klei weer netjes opbergen in natte lappen. Ook heb ik veel voor de klas gestaan en dan zat de onderwijzeres in een apart lokaal. Ik heb me toen wel eens afgevraagd, wat ze daar deed’.
‘Elke woensdagmiddag was ik vrij, vaak mocht ik dan nog niet naar huis. Op het schoolbord stond elke week een tekening en die moest ik altijd maken op mijn vrije middag. Daar had ik vaak de pest over in. Tekenen vond ik heel leuk, maar waarom op mijn vrije middag. Ik moest ook nog zelf naar school’.
‘Ik speelde veel met de kinderen in het Walkartpark, maar af en toe nam ik ze allemaal (30 kinderen in mijn eentje) mee naar het bos. Nu moet ik daar niet meer aan denken en zou ik het nooit doen. Eerst moesten we de Slotlaan en de trambaan oversteken, langs de bibliotheek op de Hogeweg en daarna de Laan van Beek en Rooyen oversteken. Op een dag stonden we daar te wachten en toen stopte er een politieagent op de motor. Hij hielp ons oversteken, de kinderen vonden het prachtig en hadden het er nog dagen over dat de politie hen had geholpen’.
‘Na het behalen van mijn praktijkdiploma heb ik nog 5 jaar gewerkt als onderwijzeres op een school in Bilthoven. In 1956 ben ik getrouwd en gestopt met werken. Er heerste toen hevige woningnood en de eerste jaren van ons huwelijk hebben we ingewoond bij anderen. Eerst bij een klant van mijn vader, maar dat was geen succes. Later konden we terecht bij een weduwnaar. Ik deed alles voor die man, het huishouden, koken, wassen. In dat huis zijn ook onze 3 dochters geboren. Toen hij overleed, moesten wij ook het huis uit, de eigenaar ging het verkopen. Wij stonden al die jaren ingeschreven voor een huurwoning. We kregen toen gelukkig een flat op de Irenelaan, daar is onze zoon geboren’.
‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik me ga herinneren van vroeger, lijkt het wel’.