Terug naar overzichtTerug naar overzicht
Aalten-Samsom - oorlogskind 1940-1945

Door: Marja Vermeulen

Mevrouw Aalten-Samsom was 12 jaar oud toen de oorlog begon. Het verhaal moet verteld worden, zodat wij nooit vergeten, Oorlog: nooit meer!

Paspoort

Naam: Margaretha Adriana Samsom
Geboortedatum: 1 mei 1928
Getrouwd met Reijer Hendrik Aalten
Kinderen: 2 dochters en 1 zoon Kleinkinderen: 6

Mevrouw Aalten-Samsom
Christelijk Lyceum - particuliere collectie
Van Bandoeng naar Zeist

Mijn vader was leraar klassieke talen en oude geschiedenis in Bandoeng, Indonesië. In 1934 besloten mijn ouders met hun kinderen terug te keren naar Nederland, zodat wij hier naar de middelbare school konden gaan. Hij kreeg een baan als leraar aan het Christelijk Lyceum en zo kwamen wij na een lange bootreis in 1934 in Zeist terecht. Eerst woonden we aan de Wilhelminalaan. In 1936 verhuisden we naar de Homeruslaan 18. Het huis staat er nog steeds. Toen we net in Nederland woonden vonden we het erg koud. Wij gingen naar de Adriaanseschool aan de Jacob van Lenneplaan. Dat was voor een kind een eind lopen. Mijn opa en oma woonden in Alphen aan de Rhijn. Mijn opa had een bekend bedrijf voor school- en kantoorartikelen, Samson. Het bedrijf was bekend van de inktpotjes en trouwboekjes.

Gezellig gezin

Ik kom uit een fijn gezin. Mijn vader en moeder hebben ons christelijk opgevoed. Ik had een zus en broer boven mij en 2 broers en een zus onder mij. We hadden een meisje voor dag en nacht. In zo’n groot gezin was het met een lerarensalaris geen vetpot. Mijn vader gaf ook privéles. Ook hadden we aan de Homeruslaan kinderen in huis, van ouders die in het buitenland werkten. Stilzitten was er voor ons ook niet bij. Iedereen had een taak. Alle kleding werd zelf genaaid, het brood werd zelf gebakken. We hadden ook kippen, konijnen en geiten. Op zaterdag gingen we om de beurt in bad. Daarna ging mijn vader voorlezen. Mijn moeder, zusjes en ik waren dan ondertussen aan het naaien of breien.

Begin van de oorlog

Op 1 mei 1940 werd ik 12 jaar en op 10 mei brak de oorlog uit. We stonden ’s nachts in onze pyjama’s op straat te kijken naar de vliegtuigen en de parachutisten. Eind mei deed ik toelatingsexamen voor het lyceum. Ik weet nog precies wat ik die dag aanhad: een door mijn moeder gemaakt dirndl-jurkje met roze bloemetjes. Ik had een roze vilten strik in mijn haar. Ik werd toegelaten en mocht na de zomer naar school. De nieuwelingen kregen les in het “feutenhok”, de noodgebouwen die rechts naast het hoofdgebouw stonden. Later werd het gebouw gevorderd en ging ik naar de Socrateslaan.

Onderduikers

Mijn moeder kwam uit Noordwijk. Wij hadden daar een zomerhuisje. Daar gingen we altijd met de Pasen en in de zomer naar toe. Op een dag vertrokken mijn vader en moeder naar Noordwijk. Ik denk dat het in 1942 was. Ik mocht thuisblijven. Mijn vader zei tegen mij, dat het mogelijk was, dat die dag mensen zouden komen met een briefje, waarop stond dat ze welkom waren. Ik kreeg de instructie, dat ik deze mensen moest binnenlaten. Ik vermoedde al, dat het om Joodse mensen zou gaan. En inderdaad, er kwam die dag een echtpaar aan de deur. En zo kregen wij onderduikers in huis. Hun dochtertje werd ondergebracht bij iemand anders, ik dacht bij dominee Lugtigheid.

Op een gegeven moment kon mijn vader paspoorten regelen. Het echtpaar heette vanaf toen Bep en Wim Drost. Ze huurden een huis aan de Kersbergenlaan. Achteraf gezien eigenlijk wel gewaagd. Hun dochtertje kon ook weer bij hun wonen. Ze hebben de oorlog overleefd.

Geiten

Toen huize Valckenbosch nog niet in beslag was genomen door de Duitsers mochten wij daar van de heer van Tets onze geiten op het gras laten grazen. Aert, mijn broertje en ik brachten ’s morgens de geiten naar het veldje en haalden ze aan het eind van de dag weer op. Ik weet nog goed, dat mijn moeder als dank taartjes had gebakken. Aert en ik moesten ze gaan brengen. Onderweg gleden er taartjes van de schaal. Die konden niet meer cadeau gegeven worden. Aert en ik aten ze samen op. Dat hebben we natuurlijk thuis niet verteld. We hadden een karretje waarmee we zogenaamd aardappelschillen voor de geiten gingen ophalen in de buurt. In werkelijkheid brachten we de Trouw rond, een verzetskrant. We wisten precies bij wie de krant wel en bij wie niet moesten bezorgen.

Huize 't Valckenbosch - Van de Poll stichting
Binnenkomst Canadezen; militair op motor
Bevrijding

Op 1 mei 1945 werd ik 17. De bevrijding hing in de lucht. Elke dag ging ik met mijn vriendinnen naar de Driebergseweg, kijken of de bevrijders er al aan kwamen. Eindelijk op 7 mei was het zover: de Canadezen reden Zeist binnen. Mijn vriendinnen en ik klommen op de auto’s en tanks en reden dan stukken mee. We waren uitzinnig. De Duitsers trokken rustig weg uit de huizen in onze wijk. Mijn vrienden en ik waren zo boos, dat we in een huis aan de Aristoteleslaan, dat bewoond was geweest door Duitse officieren, dingen kapot hebben gemaakt, zoals het portret van Hitler. Ook namen we de Duitse vlag mee. Mijn moeder heeft van de stof een rode jurk met witte margrieten van gemaakt voor mijn eerste dansles. Eindelijk weer goede stof.

Net na de oorlog

Op een gegeven moment werden meisjes van mijn leeftijd uitgenodigd voor een feestje bij Canadese soldaten. Dat was georganiseerd door een paar deftige dames in Zeist. Het was in kasteel Sterkenburg bij Langbroek. Prachtig was dat. Dansen en muziek. Wij vonden de Canadese jongens veel interessanter, dan de Nederlandse jongens. Dat waren maar bleekneusjes. Langzamerhand keerde het normale leven weer terug. Ik maakte de kweekschool af in 1947 en werd onderwijzeres. Ik trouwde en kreeg kinderen. De oorlog vergeet ik nooit meer. Het was een angstige en bange tijd. Ik hoop, dat mijn kinderen en kleinkinderen nooit zo’n verschrikkelijke oorlog mee hoeven te maken. Ik vind het nog steeds moeilijk om over gebeurtenissen uit de oorlogstijd te praten. Toch moet het verhaal verteld worden, zodat wij het niet vergeten. Oorlog: nooit meer!