Tekst: Hans Goosen
In het begin van de 20e eeuw was er plaatsgebrek in het Utrechtse Willem Arntsz huis. Uitbreiding was nodig en men dacht dat verpleging in de rust van bos en hei beter zou slagen dan in de drukke stad. Daarom werd in 1905 een heideterrein van 205 hectare aangekocht bij een halteplaats van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort, de halte Dolderseweg.
Op de tekentafel werd een bouwplan gemaakt. Midden door het terrein werd een weg getekend waarlangs bedrijfsgebouwen moesten komen: een gebouw voor de directie, een centrale keuken, een wasserij en een aula voor muziek- en toneelvoorstellingen. Aan de zuidkant van de weg kwamen gebouwen voor vrouwelijke en aan de noordkant gebouwen voor mannelijke patiënten. Langs de rand van het terrein werden huizen voor het personeel gepland.
Nog voordat dit bouwplan werd aanbesteed was men al begonnen met de bouw van een boerderij, die in 1907 in gebruik werd genomen. Het was de bedoeling dat patiënten op het land zouden werken en dat het gesticht zoveel mogelijk zelfvoorzienend zou worden. In 1911 waren de bedrijfsgebouwen, de personeelswoningen en twee verpleegpaviljoens klaar en werd de WA-hoeve officieel geopend. Aan het eind van de jaren ’20 waren er veertien verpleegpaviljoens en ook zusterhuizen voor de verpleegsters.
In die tijd werd er veel gedaan aan arbeidstherapie voor de patiënten. In aparte gebouwen werden meubels gemaakt en matten gevlochten. Er was een weverij, een kleermakerij, een boekbinderij en een bloemenkas. Ook werkten er patiënten in de keuken, op het land en in het bos. Om het werk op een echte baan te laten lijken werden ze ervoor betaald. Maar als de verpleging vond dat ze te erg in de war waren kregen de patiënten hun loon niet in geld, maar in de vorm van snoep of tabak.
De WA-hoeve was een bijzondere gemeenschap. Niet alleen de patiënten, maar ook de psychiaters, de verpleegkundigen en de technici (red. lees ook het verhaal van Gert Doornenbal, timmerman op de WA-hoeve), die het hele complex onderhielden, woonden op het terrein of er vlakbij in het dorp. Er was een sport- en een muziekvereniging voor patiënten en personeel. In de aula (Gehoorzaal) hielden ze hun uitvoeringen en mensen uit het dorp kwamen graag kijken. Dorpsbewoners en patiënten kwamen elkaar tegen als ze wandelden op het terrein of boodschappen deden in het dorp. Toch was het leven voor patiënten verre van prettig. Ze waren onderworpen aan een strak georganiseerd, van bovenaf geregeld leven, ver van huis en familie. Ze voelden zich opgesloten en weggezet als ‘krankzinnigen’. Omdat er nog geen antidepressiva bestonden konden ze zo in de war zijn dat ze niet naar buiten mochten en in isoleercellen werden opgesloten.
De Tweede Wereldoorlog was een bijzonder moeilijke tijd voor de bewoners van de WA-hoeve. In oktober 1942 trad er een NSB-directie aan. Er werden razzia’s gehouden en Joodse patiënten werden weggevoerd. Het personeel protesteerde, deels openlijk en deels door minder opvallende tegenwerking. In het begin van 1943 werd de situatie nog moeilijker. De psychiatrische inrichtingen in het westen van het land werden toen ontruimd en hun bewoners werden verdeeld over de inrichtingen elders in het land. De WA-hoeve kreeg er opeens 800 patiënten bij! De verpleegpaviljoens raakten zwaar overbevolkt; er moesten zelfs bedden worden gezet in de Gehoorzaal. Er was niet alleen gebrek aan ruimte maar ook aan voedsel, brandstof en zeep. Velen werden ziek en stierven.
Na de oorlog, in de tijd van de wederopbouw, werd de draad van de late jaren ’30 weer opgepakt. Aanvankelijk veranderde er niet zo veel. Oude gebouwen kregen een opknapbeurt. Er kwam een nieuw wooncomplex voor verpleegkundigen, het Deltahuis, met een strikt gescheiden mannen- en vrouwenafdeling. Aan het eind van de jaren ’60 werd besloten om verstandelijk gehandicapten in een aparte afdeling op het terrein te laten wonen. Tot die tijd hadden zij in dezelfde paviljoens gewoond als mensen die pas later in hun leven psychische problemen hadden gekregen. In 1969 opende de nieuwe afdeling voor verstandelijk gehandicapten, Dennendal, haar deuren. Directeur werd de psycholoog Carel Muller. Hij begon enthousiast vernieuwingen in de zorg door te voeren om de bewoners van zijn afdeling een menswaardig en zo gewoon mogelijk leven te laten leiden. Zijn ideeën sloten aan bij de maatschappijvernieuwing in die tijd. Oude gezagsverhoudingen en regels moesten verdwijnen, bewoners en verzorgers leefden bij en met elkaar. Zijn radicale aanpak riep veel verzet op en in 1974 werd hij ontslagen. Het was een tijd vol conflicten en reorganisaties op de WA-hoeve. In latere jaren vonden Mullers vernieuwende ideeën navolging in de geestelijke gezondheidszorg in heel Nederland.
Aan het eind van de jaren ‘70 was de tijd gekomen om nieuwe paviljoens bij te bouwen en oude paviljoens te renoveren of af te breken. Het wonen in personeelswoningen en zusterhuizen op het terrein werd onpraktisch en ouderwets. In 1988 verkocht de WA-stichting daarom alle personeelswoningen behalve de grote doktershuizen, die een andere bestemming kregen. Ook een deel van het terrein werd verkocht. Dit land achter de boerderij is nu herschapen in een golfbaan.
In 1990 veranderde de organisatiestructuur van de WA-stichting. Dennendal werd een zelfstandige stichting en de overige afdelingen van de WA-hoeve werden samen met het Utrechtse WA-huis ondergebracht in de Stichting Psychiatrie Willem Arntsz.
Deze stichting ging in 1992 samen met het Christelijk Sanatorium in Zeist en heette toen de H.C. Rümke Groep. Enkele jaren later ging de Rümke groep op in Altrecht, een grotere regionale instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De stichting Dennendal werd in 2001 onderdeel van de grotere instelling Reinaerde.
In 2014 besloot Altrecht haar Dolderse vestiging geleidelijk te gaan sluiten. Diverse paviljoens en enkele bedrijfsgebouwen zijn nu (2016) al niet meer bij Altrecht in gebruik. In sommige hebben kunstenaars van de stichting P’Arts atelierruimte gevonden. Hun werk stellen zij regelmatig ten toon in de Gehoorzaal.